In Waar alle wegen ophouden dat eind oktober verschijnt volgt Sana Valiulina de veertien jaar durende odyssee van haar vader. Zijn reis brengt hem van West-Rusland naar Bretagne en Normandië en via Engeland weer terug naar zijn vaderland, waar hij als landverrader voor tien jaar in de goelag verdween. Wie was deze raadselachtige man, die zo anders was dan andere vaders?
Sana Valiulina verwerft bekendheid met de roman Didar en Faroek (2006), gebaseerd op het verhaal van haar ouders. In dit boek verbindt ze de liefdesgeschiedenis van twee mensen in de Sovjet-Unie met de wereldgeschiedenis – de Tweede Wereldoorlog en de terreur van Jozef Stalin. In 2017 won Valiulina de Jan Hanlo essayprijs voor haar bundel Winterse buien of Ben ik wel geïntegreerd genoeg? (2016).
Sana Valiulina groeit op in Tallinn, de hoofdstad van Estland, waar ze thuis in eerste instantie Ests en Tataars spreekt. Maar omdat Russisch de voertaal is op school in de Sovjet-Unie, maakt ze zich al snel ook die taal eigen. Op haar zeventiende gaat ze naar Moskou om daar Noorse taal- en letterkunde te gaan studeren. Nog voor de val van de Muur vertrekt ze in 1989 voor de liefde naar Nederland, naar Amsterdam. Hier werkt ze als vertaler en geeft ze Russische les, maar ze begint ook met schrijven in het Nederlands.
In 2001 verschijnt haar debuut Het kruis, over het leven en de seksuele vrijheid in een Moskouse studentenflat, gevolgd door de novellebundel Vanuit nergens met liefde (2002). In Honderd jaar gezelligheid (2010) richt ze haar pijlen op de Amsterdamse elite en neemt ze de Nederlandse obsessie met ‘het gezellig houden’ op de hak. In 2012 publiceert ze onder het pseudoniem Sofia van der Sluis de thriller Tussenvrouw. In de roman Een wolf bij zijn oren pakken(2020) duikt Valiulina in de wereld en psyche van de Romeinse keizer Tiberius, 'de droevigste van alle mensen', die als absolute machthebber een enorm rijk bijeen moest houden.